De Correspondentie Van Desiderius Erasmus -
Product informatie
€ 42,50
0 van de 5 sterren
0 reviews
Koop het product
Koop het product
De correspondentie van Erasmus is een van de meest interessante briefwisselingen die de wereldliteratuur heeft voortgebracht. In dit zestiende deel van de integrale uitgave van alle 3141 brieven van en aan Erasmus zijn de brieven opgenomen die van augustus 1529 t/m juli 1530 werden geschreven. Dit deel is vertaald door Tineke ter Meer. In het voorjaar van 1530 reisden vele vorsten en andere hooggeplaatste personen uit het Heilige Roomse Rijk naar Augsburg om de rijksdag bij te wonen. Op de agenda stond natuurlijk de godsdienstkwestie. De grote afwezige hierbij was, in de ogen van zijn correspondenten, Erasmus. Het gerucht ging dat de keizer hem ontboden had, maar dit was naar zijn zeggen niet waar. Zelfs als dat wel het geval was geweest, was hij niet naar Augsburg gegaan, want hij was ziek. Bovendien zag hij geen oplossing voor het probleem. 'sAls iemand iets redelijks naar voren brengt, krijgt hij meteen "Dat is lutheranisme!" naar zijn hoofd's. Dit laatste schrijft hij aan Melanchthon, die evenals anderen een uitvoerige beschrijving van zijn ziekte krijgt. Erasmus haalt in een pamflet over een eventuele oorlog tegen de Turken fel uit naar de handel in aflaten als manier om een dergelijke onderneming te bekostigen. Om te voorkomen dat hij hierdoor met Luther geassocieerd wordt, legt hij die kritiek in de mond van 'sde mensen's. Hij wil immers geen reformatie waarbij kerkelijke gebruiken die op zichzelf goed zijn op de schop gaan omdat sommigen ze misbruiken. Op aandringen van de bisschop van Londen, Cuthbert Tunstall, spreekt hij duidelijk zijn acceptatie van de traditionele visie van de kerk op de eucharistie uit. De 23 brieven uit dit deel die Erasmus en Bonifacius Amerbach met elkaar wisselden, hebben duidelijk een privé-karakter. Amerbach, jurist aan de universiteit van Bazel, kon tegenover Erasmus ongeremd zijn ongenoegen uiten over de reformator Oecolampadius, die iedereen bij 'szijn's avondmaal wil hebben. Omgekeerd kon Erasmus bij Amerbach terecht met zijn zorgen over zijn petekind Erasmius Froben. Over de opleiding van de ongeveer vijftienjarige jongen, zoon van de drukker Johann Froben, was enige discussie. Uiteindelijk vertrekt Erasmius naar Leuven met een aanbevelingsbrief voor de hoogleraar Latijn van het Drietalencollege aldaar, Conradus Goclenius.